Rode kruis
De historici van AVG Explosieven Opsporing Nederland maken veelvuldig gebruik van luchtfoto’s uit de Tweede Wereldoorlog. Zij stuiten bij de luchtfotoanalyse niet alleen op verdedigingswerken, loopgraven, locaties van vliegtuigcrashes, stellingen en kraters, maar ook geheel andere zaken.
Op deze luchtfoto’s uit de laatste oorlogsjaren zijn markeringen van het Rode Kruis zichtbaar te Steenwijkerwold (links), Arnhem (midden) en Rotterdam (rechts). Deze rode kruizen hadden tot doel om geallieerde jachtvliegers ervan te weerhouden om luchtaanvallen op Duitse militaire lazaretten en ziekenhuizen uit te voeren.
Vaak ziekenhuizen in Rotterdam getroffen
De praktijk was weerbarstig. Een vroeg voorbeeld is het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940. Het Coolsingelziekenhuis raakte zwaar beschadigd door Duitse bommen, hoewel er een groot rood kruis op het dak was aangebracht. Geallieerde bommen troff en later in de oorlog onder andere het Rotterdamse Sint Franciscus Gasthuis en het Zuiderziekenhuis.
Met name in de eerste oorlogsjaren werden bombardementen erg onnauwkeurig uitgevoerd. Behalve op ziekenhuizen, vielen er soms ook bommen op begraafplaatsen. Het leidde tot lugubere situaties, waarbij de eerder begraven lijken als gevolg van de explosies weer (deels) werden blootgelegd.
Andere markeringen
De Duitsers maakten in de meidagen van 1940 reeds gebruik van markeringen op de grond, bijvoorbeeld grote hakenkruizen, om te voorkomen dat zij door hun eigen toestellen werden aangevallen. In andere gevallen lagen er op voertuigen grote haken kruisvlaggen die vanuit de lucht goed zichtbaar waren. Er waren ook andere manieren om te communiceren met de eigen jachtvliegers, zonder dat er radiocontact aan te pas kwam. Zo werden doelwitten gemarkeerd met gekleurde
rook, zodat duidelijk was waar de aanval moest worden uitgevoerd.
Misleidende tactieken
In de Tweede Wereldoorlog maakten beide partijen veelvuldig gebruik van misleidende tactieken. Zo werden er door de Duitsers schijnvliegvelden aangelegd, die vijandelijke vliegers in de waan moesten brengen dat zij boven het echte vliegveld vlogen. Er stonden op schijnvliegvelden dummyvliegtuigen die op rails werden voortbewogen en er waren landingslichten aangebracht. Tal van bommen kwamen zo op de verkeerde plaats terecht. Voorafgaand aan D-Day hadden de geallieerden een spookleger in de regio Dover op de been gebracht, met als doel de Duitsers te misleiden over de locatie van de geplande invasie in Frankrijk. Troepenconcentraties in Engeland konden immers iets zeggen over de geplande aanvalsroute.
Er stonden in de regio Dover allerlei opblaasbare neptanks en dummykanonnen. Tal van mensen uit de Britse filmindustrie droegen hun steentje bij aan deze succesvolle operatie die ertoe leidde dat de Duitsers meerdere divisies op de verkeerde plek achter de hand hielden, in het voordeel van de geallieerde invasiemacht die op 6 juni 1944 in Normandië landde. Duitse verkenningsvliegtuigen konden het nepleger niet van echt onderscheiden.